Januari 2014

      Reacties uitgeschakeld voor Januari 2014

De schommel

Hoger, steeds hoger. De wind streelt liefkozend mijn wangen. Wanneer ik naar voren ga, laat ik me iets achterover hangen waardoor mijn steile, kastanjebruine haren achter mij aanzwieren op de vleugels van de wind. Mijn benen steek ik hoog in de lucht, zodat ik bijna de hemel kan aanraken. De ruwe touwen maken rode striemen in mijn handpalmen. Mijn wangen tintelen van opwinding, ik bijt op het puntje van mijn tong om meer kracht te zetten. Het lukt me niet om sneller en hoger te gaan. Mijn slungelige meisjeslichaam is niet sterk genoeg, hoe hard ik ook mijn best doe.
Dan voel ik twee sterke handen die zachtjes tegen mijn rug duwen en me het laatste zetje geven. Ik hoef niet achterom te kijken om te weten wie het is. Het is mijn vader, die op zondag mijn schommel duwt. Het lijkt zo gewoon.
De zondag is familiedag, dan gaan we er op uit met het gezin. Vaak gaan we wandelen en trekken dan onze zondagse kleren aan, die onze moeder voor ons klaarlegt. Mijn zusje en ik dragen dezelfde jurk, die de hele week in de kast hangt te wachten om gedragen te worden. Dat mijn broer en ik er anders uitzien dan mijn zusje zie ik niet. Ik voel me gekoesterd in de warmte van ons gezin. Als ik geluk heb gaan we niet wandelen, maar naar de speeltuin en schommel ik naar de hemel. Samen met mijn vader. Zorgeloos.

Tien jaar later

Deze zondag worden mijn broer en ik opgehaald door een onbekende man. Mijn zusje niet. Ik ben achttien en heb de man nog nooit gezien. Deze zondag geen schommel die mij heen en weer zwiert, geen uitstapje met het gezin. Nee, deze dag gaan wij mee met een vreemde. We zijn gespannen op wat komen gaat. Vragen ons af hoe hij eruit ziet en waar hij woont. Als zijn auto voorrijdt, stappen wij zenuwachtig in en ik zwaai voorzichtig naar mijn moeder die achter het raam toekijkt. Met een steen op mijn maag gaan we op weg naar zijn huis en zijn vrouw.
Bij hem thuis drinken we thee uit de zondagse theekopjes en zitten zwijgend tegenover elkaar. Ik kijk naar hem en bestudeer zijn gezicht en manieren. Op zoek naar herkenning. Zijn ogen lijken op de mijne, verder herken ik niets. Toch voel ik een onverklaarbare, onzichtbare band. Het voelt onwennig, maar ook vertrouwd. Hij laat ons een babyfoto zien van ons. Deze herken ik van thuis. Het maakt me in de war en ik weet me geen raad met mijn gevoelens. Waar was hij al die jaren? Zo dichtbij, maar ook zo ver weg. Ik was een baby. Hoe kon hij? Maar ik zeg niets, slik mijn woorden in en drink mijn thee. De eerste stap is gezet, door deze spannende ontmoeting. Zullen we elkaar weerzien? Bij het afscheid geef ik hem een voorzichtige knuffel en besef dat hij nooit mijn schommel zal duwen. Ik zal nooit meer zorgeloos zijn.

Vierentwintig jaar later

Hij weet bijna niets over mij, wie ik ben, wat ik doe, wat ik denk. Jaren hoopte ik op een kans voor hem, voor mij. Nu sta ik naast zijn kist. Om afscheid te nemen en spreek de woorden die ik wil delen. Vergeten zal ik nooit. Ik zie hem in mijn bruine ogen wanneer ik in de spiegel kijk. Ik zie hem in mijn tweede zoon: zijn lach, zijn oren, zijn ondeugende blik en de lichtjes in zijn ogen. Die zijn van hem en neem ik liefdevol mee in mijn hart.
Mijn schommel hangt roerloos stil.