Is schrijven lijden?
Schrijven, waarom doe ik dat? Waarom zet ik mijn diepste zielenroerselen op het papier? Vaak vraag ik me dat af. Voor mij is schrijven een passie die in vuur en vlam staat en niet meer te doven is. Is schrijven lijden? Geef ik een stukje ziel bloot? Ja. Het lijden is een conflict met je innerlijk, je ziel. Diepgewortelde emoties kunnen zich tijdens het schrijfproces openbaren en zich explosief manifesteren.
Dat het lijden soms een andere wending neemt, heb ik aan den lijve ondervonden. Mijn passie deel ik graag met gelijkgestemden. Zo ga ik op een herfstachtige avond op pad om te schrijven bij een vriendin, Ellis Bell, een journaliste in hart en nieren. Zij inspireert mij en ik heb bewondering voor haar. Gewoon door te zijn wie zij is.
Voor de eerste keer ben ik op weg naar haar huis, ergens aan de dijk. Op de autoruiten tikken de regendruppels venijnig. Tik, tik. Om vervolgens door een harde zwiep van de ruitenwissers uit mijn gezicht te verdwijnen. TomTom leidt mij langs een nauwelijks verlichte weg op de dijk. Kronkelig, met aan de ene kant de beschaving en de andere kant het IJsselmeer. Als een ongetemde feeks. Fel, onstuimig, gevoed door de wind. Inwendig moet ik lachen om de situatie waarin ik ben beland. Ik ben omringd door duisternis.
Plots klinkt de vertrouwde mannenstem: ‘Bestemming bereikt’. Geen huis te bekennen, alleen een brievenbus van nummer veertien en ik moet bij twaalf zijn. Waar in deze middle of nowhere is mijn bestemming? Achter of voor me? Daar sta ik dan; op een verlaten dijk, met om mij heen duisternis, gierende wind en woeste golven.
Ik heb hulp nodig en bel Ellis op. Haar dochtertje neemt de telefoon op, neemt me ‘bij de hand’ en begeleidt mij naar twaalf. Ik zie haar niet, maar zij ziet mijn koplampen vanuit de donkere verte branden. Plots staat ze voor me, zwaaiend met haar lange armen in de lucht. Ze lijkt wel een elfje. Voor ik het weet fladdert ze op haar blote voeten een stenen trap af. De diepte in. Ik kijk haar na en probeer haar te volgen. Ze is zo vlug. Behoedzaam daal ik af naar beneden. Voor mij een diep gapend zwart gat. Lampjes schieten aan en uit een raam klinkt het melodische geluid van dochterlief.
‘Hierheen,’ en zij leidt mij een sprookjesachtig huisje binnen. Eén stap over de drempel neemt mij mee naar een huiselijk tafereel, ver weg van de donkere dijk. Vader steekt de open haard aan, vriendin groet me in haar nostalgische keuken en het prinsesje omarmt mij met haar lange magere armen. Ik voel me welkom en nestel me aan de keukentafel, waar we kletsen en schrijven. De avond vliegt voorbij.
Geïnspireerd verlaat ik hun mooie huisje aan de dijk. Zodra ik een stap buiten zet, ben ik terug in die donkere wereld. Waar moet ik heen? Opeens sta ik in een andere tuin. Hoe kom ik de dijk op, bij mijn auto? Ik zie geen hand voor ogen. Wanneer ik enthousiast een stap in de goede richting zet hoor ik: Krak. Ik zak door mijn enkel en val languit op de grond. Au. Voor mij de gapende donkere duisternis waar mijn auto zich bevindt. Het voelt als een klein avontuur. Mijn been doet pijn, ik moet lachen om de situatie. Waar ben ik in beland? Waarom verbaast het mij niet, dat ik hier languit op de grond lig? Gewoon omdat ik Elly ben, die stuntelt, onzeker is en altijd vergezeld wordt door haar lieve vriend Murphy. This is my life.
Dat schrijven lijden is, krijgt voor mij vanavond een nieuwe betekenis. Ach, het was een inspirerende avond, omringd met lieve mensen. Dat ik uiteindelijk in mijn eentje op een donkere dijk de ‘Witte Wieven’ om me heen hoor waren, op de tast naar mijn auto loop, me angstig voel, dat neem ik voor lief. Glimlachend rijd ik naar huis, met een pijnlijk been dat mij aan deze avond blijft herinneren.
Een bijzondere avond.